Oosterpoort
Hoorn bezat vroeger vier toegangspoorten. Zo was er controle op het komen en gaan van passanten en kon de stad ’s avonds en in tijden van nood worden afgesloten. De Koepoort, de Noorderpoort en de Westerpoort zijn gesloopt. De Oosterpoort van 1578 is gelukkig behouden gebleven. Het is een eenvoudig poortgebouw zonder verblijfsruimten, weergangen of schietgaten, maar met een indrukwekkende ornamentiek. In 1601 is er een woonhuisje op de poort gebouwd en daar wordt nu nog steeds gewoond. De Oosterpoort was vroeger toegankelijk via een houten brug. De gemetselde stenen boogbrug is van 1763.

 

De Hoofdtoren en Houten Hoofd
De Hoofdtoren uit 1532 is één van de laatste verdedigingswerken van Hoorn en nog steeds een markant herkenningspunt voor de binnenkomende schepen. In 1651 kreeg het gebouw zijn klokkentoren. Boven de vroegere toegang tot de hoektoren ziet men het wapenschild van West-Friesland. Nadat de toren zijn functie als verdedigingsbouwwerk was kwijtgeraakt, bood het gebouw onderdak aan diverse instellingen. O.a. de Compagnie van Spitsbergen ofwel de Noordse Compagnie, gericht op de walvisvaart in de Noordelijke IJszee van 1614 – 1645. Nu is de Hoofdtoren in gebruik als café restaurant op één van de meest toeristische plekjes van Hoorn.
De steiger ontstond in 1464 en heeft door de eeuwen heen de houten uitvoering behouden. Naast de steiger zien we de Scheepsjongens van Bontekoe vanaf de havenmuur uitkijken over de vroegere Zuiderzee. En op de steiger zelf zien we een borstbeeld van de Hoornse schipper Bontekoe.

 

De Bossuhuizen
Drie 17e eeuwse woonhuizen die hun naam danken aan een doorlopende geïllustreerde fries op de gevels, waarop versregels van J.C. Mayvogel en reliëfs in woord en beeld de zeeslag van de Westfriezen en de Watergeuzen tegen de Spaanse vloot uitbeelden. Deze zeeslag duurde zes dagen en nachten engerd uiteindelijk gewonnen voor de kust van Hoorn, met hulp van de Hoornse bevolking. De bevelvoerder van de Spaanse vloot, de graaf van Bossu, werd min Hoorn gevangen genomen. De zeeslag in oktober 1573 ging de geschiedenis in als de Slag op de Zuiderzee. De Bossuhuizen zijn nu het eigendom van de Stichting Hendrick de Keijser en worden verhuurd. Het hoekpand (Grote Oost 132) heeft aan de zijgevel een bijzondere schildering, een historisch reclamebord dat toont hoe in Hoorn reclamevoering in de 19e eeuw plaatsvond.

 

Oosterkerk
De Oosterkerk werd gebouwd in 1519 en is van oudsher de kerk van schippers en vissers. Het windvaantje is in de vorm van een scheepje. In 1603 stortte de voorgevel in en het duurde enkele jaren voordat de kerk er weer in volle glorie bijstond.
De kerk heeft veel bezienswaardigheden, zoals het monumentale orgel, de grafzerken, een spiltrap naar de klokkentoren, een herenbank en ook verscheidene glas-in-loodramen, zoals het Bossu raam uit 1619 en het Poortjesraam uit 2007, maar ook het prachtige raam dat door de Nederlandse kunstenaar Joost Swarte is gemaakt. De aan weerzijden belendende panden genaamd Spuithuis-B en het Claes Joesthuys, genoemd naar de pastoor Claes Joest uit 1458 zijn ook onderdeel van het gebouw. De kerk wordt naast de zondagse kerkdiensten gebruikt voor vele culturele en maatschappelijke gebeurtenissen.

 

De Waag
Gebouwd in 1609 door bouwmeester Hendrik de Keijser. De huidige luifel is van 1913. In het waaggebouw werd o.a. kaas verhandeld. De Roode Steen heette dan ook in de volksmond de Kaasmarkt. Van vier weegschalen hangen nog delen aan de eeuwenoude balken. Verstopt achter de luiken hangt de bel die vroeger geluid werd als de markt begon. De eerste verdieping van het gebouw heeft ook nog onderdak geboden aan de schutterij en ook was er de stads tekenschool. Vanaf 1953 is het gebouw in gebruik als restaurant met een veel bezocht terras.

 

Het Statencollege
Dit gebouw in renaissancestijl uit 1632 was de zetel van de Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier, de regering van dit deel van Holland. De voorgevel wordt gesierd door de zeven wapenschilden van de steden Medemblik, Edam, Hoorn (l) en Purmerend, Monnickendam en Enkhuizen (r ) en in het midden het schild van de stad Alkmaar. Ook ziet men de wapenschilden van stadhouder Frederik Hendrik en van West-Friesland. Na 1796 kende het pand vele andere bestemmingen. Een arrondissementsrechtbank tot 1877, het Kantongerecht was er tot 1931 gevestigd. In de jaren 1908-1911 is de voorgevel ingrijpend gerestaureerd. In 1931 kreeg het Westfries Museum de beschikking over het gehele pand. In 1994 werd het naastgelegen voormalig bankgebouw bij het museum getrokken en onlangs nog het gebouw daar weer naast op nummer 15. Het museum kent prachtige interieurs. De blauwe kamer in Lodewijk de XVI stijl, en de schutterijzaal met de schutterstukken zijn het bezichtigen meer dan waard. Maar nog even geduld, want de komende jaren ondergaat het museum een grootscheepse verbouwing.

 

De Boterhal
Dit is het oude St Jansgasthuis, zoals te lezen op de gevel. Hier werden de zieken van de stad verzorgd. In 1563 werd aangevangen met de bouw van dit gasthuis. Door kenners wordt het gebouw beschouwd als het mooist bewaard gebleven voorbeeld van de Hollandse Renaissance.
Van 1861 tot 1922 was het gebouw in gebruik als kledingmagazijn van het Hoorns garnizoen. In 1925 kreeg het gebouw de functie van opslagplaats voor boter en kaas, waardoor het gebouw tot aan vandaag ook nog steeds bekend staat als de Boterhal. Al sinds decennia is het gebouw het vaste onderkomen van de Kunstenaarsvereniging Hoorn e.o en doet het dienst als verenigings- en tentoonstellingsruimte.

 

Statenlogement (of Statenpoort)
Het Statenlogement uit 1613 was het voormalige verblijfs- en logeergebouw van de Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier, de regering van dit deel van Holland. Het gebouw heeft een tweelinggevel met beelden van stadhouder Prins Maurits op beide toppen en domineert de huidige winkelstraat met zijn imposante bouwstijl.
Van 1797 tot 1977 diende het complex als stadhuis. Het pand heeft een prachtige Schepenenkamer (gemoderniseerd in 1788 door Leendert Viervant) met als blikvanger een groot schilderij van Jan Blanckerhoff “Slag op de Zuiderzee”, een schitterende schouw met geschilderde wapenschilden van de Hoornse regenten en talloze andere authentieke kenmerken. Tegenwoordig is het gebouw een geliefde trouwlocatie, al is het nu tijdelijk in gebruik door het Westfries Museum.

 

Noorderkerk
De bouw begon in de Middeleeuwen (1441). In 1519 was het hele gebouw klaar. Het staat er nu nog bijna ongewijzigd en is een van de weinige gebouwen in Hoorn die nog helemaal uit de Middeleeuwen stammen. De kerk was bestemd voor “eenvoudige lieden”. De schippers en handwerklui die de kerk bezochten hadden over het algemeen geen groot inkomen. Dit, evenals oorlogen en misoogsten, was een van de redenen dat de Noorderkerk in etappes werd gebouwd.
Na de eerste houten kerk werd een begin gemaakt met het in steen uitvoeren van de kerk. De muren van de kerk werden opgetrokken uit handgevormde rode baksteen. Een afwisseling met blokjes en banden van natuursteen zorgden voor een verlevendiging van het geheel. Allereerst was het schip aan de beurt. In 1450 begon men aan het koor en het transept. De kerk was aanvankelijk éénbeukig. Later werden een voor een de zijbeuken aangebracht, waardoor de muren van het oorspronkelijke schip vervangen moesten worden door zuilen. De voorgevel van de kerk staat scheef op de lengteas van de kerk. Daardoor kreeg de zuidbeuk drie en de noordbeuk vier zuilen.
Door deze aanbouw ontstond een driebeukige hallenkerk. De drie hallen zijn even hoog en ook bijna even breed. Het koor is een verlenging van het schip, waarbij het transept de drie hallen volledig afsluit.

 

Pietershof
Het huidige complex van het Sint Pietershof aan het Dal in Hoorn is het resultaat van een ingewikkelde bouw- en gebruiksgeschiedenis. Zij kenmerkt zich door een middeleeuwse voorgeschiedenis als fase van de plaats van behuizing van religieuze gemeenschappen, zoals die van de Jeronimieten en nadien in het bijzonder de periode van de broederschap der Kruisheren. Deze kloosterorde was gewijd aan de beschermheilige Sint Pieter. Uit die tijd dateren de namen Kruisherenklooster, Dalsklooster, Sint Pietersklooster.
Na de Hervorming in 1572 werd het klooster door de gemeentelijke overheid in eigendom overgenomen. Het klooster zelf, niet dus de kloosterkerk, stond op dezelfde plaats en had ongeveer dezelfde vorm als van het huidige z.g. “Vierkant”. Het was dus veel kleiner in omvang dan het nu bestaande complex met daarin het tegenwoordige vierkant. Het werd aangepast voor o.a. bewoning voor ouden van dagen. Van de gebouwen van deze hoofdfase is niets zichtbaars meer over. Slechts enige funderingsresten zijn gelokaliseerd
Het huidige St. Pietershof als tweede hoofdfase van de geschiedenis van het hof vindt zijn oorsprong in de wens van het stadsbestuur in 1614, om te voorzien in een tehuis voor ouden van dagen en een tucht- of werkhuis voor bedelaars en krankzinnigen. De uitvoering van de eerste bouwperiode hiervan kan worden gesteld tijdens de jaren 1617-1618. Dit feit luidt tevens het tijdstip in van de daadwerkelijke stichting van het “Oud Mann’en Vrouwen Huys Sint Pietershof”, naast de echter thans niet meer bestaande andere genoemde functies. Het jaartal 1617 op het St. Pieterspoortje, toen de hoofdtoegang tot het hof aan de Spoorstraat/Munnickenveld getuigt hier van.
De nieuwbouw vond zijn oorsprong grotendeels op de fundamenten van het oude gesloopte z.g. Vierkant, waaruit het kruisherenklooster bestond. Tijdens deze bouw werden de westelijke en de oostelijke vleugel echter verlengd in zuidelijke richting en verbonden met de toenmalige in 1462 gebouwde gotische Kruisheren- of Dalskloosterkerk. Door de verbinding met de kerk of kapel vormde de kapel tevens de zuidwand voor de huidige grondvorm van het St. Pietershof. Vier hoofdvleugels, die een hof met tuin omsluiten met daarin dus nog een kleinere hof, die tot vandaag nog steeds het “Vierkant” wordt genoemd. Genoemde Dalskloosterkerk is echter weer in 1692 vervangen door de nagenoeg op dezelfde plaats van de fundamenten van deze kapel gebouwde huidige hoofdvleugel aan het Dal.
Ook het St. Pieterspoortje in de buitengevel van de oostvleugel is nog een authentiek onderdeel.

 

Munnickenveld
Het waren de monniken van het St. Pietersdalklooster die de grond ten noorden van de Gedempte Turfhaven in ontwikkeling brachten. Na de kloosterperiode werd er heel afwisselend gebruik gemaakt van het gebied. Bejaarde burgers schonken vroeger hun bezit aan een klooster of gasthuis in ruil voor inwoning en verzorging. Vanaf de zestiende eeuw werd deze voorziening steeds vaker verzorgd door rijke kooplieden die uit christelijke naastenliefde hofjes oprichtten. Op het voormalige ‘munnickenveld’ zijn zo het Claes Stapels hofje en het Pietershof ontstaxan. Om de zaken in een gemeenschappelijke woonvorm goed te laten verlopen, golden strikte regels. De bewoonsters in het Claes Stapels hofje moesten ’s avonds voor 10 uur thuis zijn, mochten geen sterke drank in huis hebben en nooit met een medebewoonster twisten of kijven.
De binnenplaats was vaak ingericht als moestuin en bleek. Een of meer gemeenschappelijke waterpompen zorgden voor de (drink-)watervoorziening. Op een meer afzijdige plek was nog het gemeenschappelijke secreet of gemak te vinden. In de periode van de stichting van het hofje konden bejaarden, die niet meer zelfstandig hun eigen huishouden konden verrichten en niet de mogelijkheid hadden bij familie in te wonen, maar zich nog wel persoonlijk konden verzorgen, huisvesting krijgen in het Sint Pietershof aan het dal.

 

Mariatoren
De Mariatoren uit 1508 staat op een plaats waar de stadswal nog zijn oorspronkelijke hoogte had. Boven op de wal stond een muur. Aan beide zijden van de Mariatoren is nog te zien waar de muur heeft gestaan. De Mariatoren is een verdedigingstoren in laatgotische stijl met schietgaten voor kanonnen en schietsleuven voor de musketten. De toren dankt zijn naam aan het Mariaklooster dat moest meebetalen aan de verdediging van de stad.

 

Pakhuizen VOC
Deze twee niet identieke pakhuizen zijn gebouwd in opdracht van de VOC in 1606 (het rechter) en van de linker (met de gevelsteen) is bouwjaar onbekend. Na het verval van de VOC in 1660 kwamen de pakhuizen onder de hoede van de gemeente en het rijk en werden zij omgebouwd tot onderkomen voor gehuwde officieren en hun gezinnen. Nadat Hoorn geen garnizoensstad meer was, kwamen er tal van ondernemingen in en zijn er veel verbouwingen gedaan. In 1985 was de laatste uitgebreide verbouwing. Nr. 21 biedt nu onderdak aan theater Het Pakhuis. Nr. 22 is het onderkomen van Vereniging Oud Hoorn waar o.a. tentoonstellingen worden gehouden die vrij toegankelijk zijn. Ook is er een winkel en een bibliotheek/documentatiecentrum en een vergaderruimte.

 

Met dank aan de Vereniging Oud Hoorn voor de teksten. Meer info over historisch Hoorn vind je op oudhoorn.nl.